dinsdag 11 januari 2005

Sporen

Zoekend naar een vrij plaatsje op de trein, schoot me de onaangename NMBS-gedachte door m’n hoofd.

Een paar jaar geleden lieten de Spoorwegen weten dat reizigers enkel voor de rit betalen, en niet voor een zitplaats. Ik herinner me nog toestanden dat ik tegen het raam met mijn neus tekeningen maakte in de condensatie. Een soort S.O.S, zeg maar.

Deze ochtend had ik meer geluk. Een 4-zit, waarvan nog een plaatsje vrij was. Nu ja, vrij is een groot woord. Een rugzak belemmerde mijn zitactiviteit.
“Mag ik erbij?” wees ik naar de zak.
“Die is niet van mij! Van hem daar!” en de reiziger zwaaide duidelijk ge-ergerd zijn arm richting jonge knaap aan de andere 4-zit. Ik draaide me in de veel te smalle gang.
“Zo?” keek ik hem streng aan.

Sinds ik bij de overheid werk, moet alles veel ernstiger. Ik nam me voor dit even uit te proberen.

De jongen kromp ineen. Desalniettemin opperde hij: “ Een kameraad is op komst.”
“Tut tut tut” zei de man achter me en hij nam de zak al uit de zetel. “Zet u maar, meneer”

Het is wel altijd even slikken als mensen je meneer noemen, maar goed, het is bevorderlijk voor mijn cursus: ernstig en formeel zijn. Dus neem ik het er graag bij.

Eens gezeten, hoorde ik de jongen aan de overkant telefoneren naar zijn vermiste vriend. Hij had hem toch wel in de steek gelaten, zeker! De kameraad in kwestie zat in een andere wagon.

Gelukkig voor hem, dacht ik. Anders had hij misschien tegen het raam gehangen…